De grootste aantallen ganzen vind je in en rondom waterrijke gebieden, zoals de uiterwaarden van de grote rivieren, de Friese meren en de Zeeuwse delta. Maar ze zitten ook graag bij slootjes en andere kleinere wateren. Eten doen ze in moerasgebieden, maar vooral op gras- en akkerland waar de ganzen gras en plantendelen eten. De gans heeft een krachtige nek en ribbeltjes in zijn snavel. Hierdoor kan hij perfect plantendelen afbijten, ook onder water, en zaden van grasstengels afritsen.
Ganzen hebben een belangrijke rol in ons ecosysteem. Wanneer ze in de rui zijn, brengen ze een periode in de beschutting van moerasgebieden door. Ze voelen zich hier veiliger dan op het land. Tijdens hun verblijf eten ze van de planten, zoals riet. Het moeras blijft hierdoor open. Dit zorgt ervoor dat deze gebieden geschikt blijven voor veel planten- en diersoorten zoals moerasvogels.
Op het hoogtepunt in de winter verblijven in Nederland tussen de 1,8 en 2 miljoen ganzen. Het overgrote deel broedt veel noordelijker op de toendra’s van Nova Zembla, Spitsbergen, Scandinavië, en Siberië. Ze brengen de winter in Nederland door omdat het hier warmer is en er voldoende voedsel is. Tussen maart en mei vertrekken de meeste wintergasten weer. Een deel blijft in de zomer in Nederland: tussen de 350.000 en 450.000 ganzen. Een tijd lang waren deze ‘jaarrond’ ganzen verdwenen uit Nederland, maar inmiddels zijn de grauwe gans, kolgans en brandgans weer vaste broedvogels in Nederland.
In Nederland komen dertien soorten ganzen voor. De meeste zijn wilde ganzen die hier thuis horen. De afgelopen drie decennia hebben zich echter ook soorten gevestigd die hier eigenlijk niet thuishoren, zoals de Canadese gans, de Indische gans en de Nijlgans. Ons land herbergt naar schatting zo'n 200.000 van deze 'uitheemse' ganzen. Een andere soort die niet in het wild voorkwam, is de ‘soepgans’. Dit zijn verwilderde tamme ganzen die ontsnapt zijn van boerenerven. Ze verblijven het hele jaar in Nederland. Ze planten zich gemakkelijk voort en kruisen met andere wilde soorten. Daardoor ontstaan mengsoorten en raken voor wilde soorten essentiële eigenschappen verloren.
Ganzen horen bij Nederland, vinden wij. Maar de grote aantallen leveren ook schade op. De aanwezigheid van grote aantallen ganzen levert economische schade op voor de landbouw. Soms lijdt ook de natuur er onder, vooral in gebieden waar ganzen oorspronkelijk niet voorkwamen. De mest van ganzen maakt heldere duinmeertjes en vennen te voedselrijk, waardoor waterplanten en diersoorten als kikkers en libellen verdwijnen. Rond luchthavens raakt de veiligheid van mensen in het geding als het aantal ganzen toeneemt. Hoe meer ganzen, hoe groter de kans dat er vogels in vliegtuigmotoren terechtkomen.
Wij werken daarom samen met provincies, natuurorganisaties en andere belanghebbenden aan het terugdringen van schade door ganzen. Zonder overigens de andere natuurwaarden uit het oog te verliezen. Zo werken wij op verzoek van de provincie mee aan het terugdringen van de ganzenpopulaties rondom luchthavens.In bijna alle provincies is het met de betrokken partijen (waaronder Staatsbosbeheer) gelukt om afspraken te maken over het verlagen van de schade door standganzen. Onderdeel van dit compromis is rust en ruimte voor trekkende ganzen gedurende de vier wintermaanden.
Om landbouwschade te beperken is het vaak nodig om de aantallen ganzen te verlagen. Dat doen we alleen als het echt niet anders kan. Er zijn diverse methoden wettelijk toegestaan, van het schudden van de eieren tot het schieten van ganzen. Ook meer ruimte bieden aan een natuurlijke vijand als de vos is een mogelijke maatregel waar serieus naar gekeken wordt. Het gebruik van CO2 om gevangen ganzen te doden is volgens onderzoek de meest diervriendelijke methode en sinds 1 juni 2015 toegestaan. In onze eigen terreinen wegen we de verschillende methodes om de ganzenpopulatie terug te dringen zorgvuldig af.