Nieuws
Al generaties lang laat Nederland de bosgroei niet zomaar z’n gang gaan. De meeste bossen worden regelmatig gedund, verjongd of anderszins beheerd. Terecht, of zouden we het bos meer met rust moeten laten? In de rubriek dilemma belichten we de voors en tegens volgens experts.
“Bos is een fantastische vorm van natuur”, zegt Harrie Hekhuis, programmadirecteur Bos & Klimaat bij Staatsbosbeheer. “De gelaagdheid, de ouderdom, hoe planten en dieren met elkaar samenleven. Als we bos alléén als natuur zouden beschouwen, zou je het op meer plekken z’n gang kunnen laten gaan. Het Nederlandse bos is echter nog jong en kent veel bedreigingen vanuit klimaat en stikstof en daarvoor is gericht beheer nodig. Tevens willen we in het kleine Nederland iedere vierkante meter benutten, zien we bos niet alleen als natuur; het is óók een vorm van grondgebruik — voor recreatie, voor hout.”
Frank Berendse, emeritus hoogleraar natuurbeheer en plantecologie, ziet dat anders. "Bossen zijn een geweldig belangrijke component van het Nederlandse landschap en van grote betekenis voor de Nederlandse natuur. Ik denk dat ze er bij gebaat zouden zijn, als we ze vaker met rust laten. Ik vind zeker níét dat er nooit gekapt mag worden; het is juist goed als we voor een deel in onze eigen houtbehoefte kunnen voorzien.. Maar ik vind dat eventuele houtoogst uiterst zorgvuldig moet gebeuren. Niet alleen omdat kap van grotere oppervlaktes leidt tot veel nitraatuitspoeling en een grote uitstoot van CO2, maar ook omdat de boom als levend wezen — met vaak een hoge leeftijd — veel respect verdient.”
Harrie: “Ik zou slecht slapen als ik het idee had dat we niet zorgvuldig en respectvol met bos omgaan. De discussie gaat meer over hoe je daar invulling aan geeft. Naar mijn idee heeft Staatsbosbeheer een zorgvuldige vorm van bosbeheer gekozen, waarbij we ons ook laten adviseren door een externe commissie van deskundigen uit praktijk en wetenschap. Natuurlijk kunnen we altijd nog dingen leren, en dat gebeurt ook.”
Harrie: "Om een voorbeeld te noemen: voor bosverjonging hanteerden we aanvankelijk de internationale FSC-norm om maximaal twee hectare bos aaneengesloten in een jaar te kappen. Deze limiet geldt voor regulier bosbeheer. Bij de (eenmalige) omvorming van bos naar andere natuur worden soms grotere oppervlaktes gekapt. In 2015 hebben we die twee hectare al teruggebracht tot een. In veel situaties werken we nog veel kleinschaliger, of zelfs per individuele boom. En nu, door de klimaatverandering en de verdroging, vinden we zelfs dat er aanleiding is om terug te gaan naar maximaal een halve hectare. Juist uit respect voor het bos kijken we steeds naar de effecten van ons beheer en stellen we de uitgangspunten daarvan bij.”
Als bosbeheerder moet je je eerst de vraag stellen: wat gebeurt er als ik niks doe?
Frank: ”Ik zou graag zien dat we in veel meer bossen gewoon niets doen, afstand nemen en de natuur z’n werk laten doen. In Nederland hebben we altijd een zeer uitgesproken idee van hoe natuur eruit moet zien, maar laat dat nu eens aan de natuur zelf over. De stukken bos op de Kroondomeinen die bewust lange tijd onbeheerd zijn gebleven hebben zich ontwikkeld tot een prachtige wildernis met een hoge biodiversiteit aan vogels, varens en mossen.”
Harrie: “Als bosbeheerder moet je je eerst de vraag stellen: ‘Wat gebeurt er als ik niks doe?’ Als dat een prima bos oplevert, dan moet je er met je handen vanaf blijven. Maar vaak zijn er redenen om wél in te grijpen.”
Frank: ”Sommige bostypen hebben inderdaad beheer nodig. De rijke onderbegroeiing in het Zuid-Limburgse middenbos, met orchideeën en sleutelbloemen, is alleen te handhaven als er regelmatig bomen uit gehaald worden. Ook een mooi eikenhakhoutbos vol paddenstoelen en mossen moet eens in de zoveel tijd worden gekapt.”
Beheer is niet altijd beter dan niets doen; we moeten gewoon geduld hebben. Zeker omdat voor de Nederlandse bossen eigenlijk volstrekt onduidelijk is wat er gebeurt op de zeer lange termijn.
Harrie: “Een derde van de bossen van Staatsbosbeheer bestaat uit natuurbossen. Dat zijn prachtige, karakteristieke voorbeelden van Nederlandse bostypen waarbij ons beheer puur is gericht op natuurwaarde en natuurlijke processen in een belangrijk deel betekent dat ook niets doen. Houtproductie is hier geen doel. In onze andere bossen, de multifunctionele bossen, houden we ook rekening met houtproductie naast natuur en recreatie. Daar selecteren we bijvoorbeeld de te kappen bomen ook op stamvorm: we geven liever een rechte boom meer ruimte dan z’n kromme buurman. Dat soort keuzes bepalen namelijk of onze kleinkinderen later wel of niet houten kozijnen of huizen uit Nederland hebben.”
Frank: “De factor tijd is doorslaggevend belangrijk in de natuur, en al helemaal bij bossen. Bosontwikkeling is een kwestie van eeuwen. Vandaar mijn pleidooi om voldoende bosoppervlak aan te wijzen waar natuurlijke processen langdurig hun gang kunnen gaan. In bossen op zandgronden bijvoorbeeld weten we dat ‘verbeuking’ optreedt. Onze reflex is om dan in te grijpen, maar waarschijnlijk vallen op een gegeven moment vanzelf gaten in zo’n beukenbos en kunnen andere planten hun kans grijpen. Beheer is niet altijd beter dan niets doen; we moeten gewoon geduld hebben. Zeker omdat voor de Nederlandse bossen eigenlijk volstrekt onduidelijk is wat er gebeurt op de zeer lange termijn.”
Harrie: ”Nederland kent zo’n 60 bosgebieden, de zogenaamde bosreservaten, waar qua beheer niets gebeurt. Staatsbosbeheer beheert geheel of gedeeltelijk twee derde van deze bosreservaten. Deze bosreservaten zijn vooral bedoeld om te bepalen (met wetenschappelijke begeleiding) wat de effecten zijn van niets doen in verschillende bostypen. Helaas is er geen onderzoeksgeld gekomen om die gebieden voor een tweede of derde keer te inventariseren – heel zonde. Sowieso zou ik meer onderzoek naar bos toejuichen, ook naar de natuurbossen van Staatsbosbeheer. Functioneren ze goed, zijn ze groot genoeg?”
Als samenleving verlangen we veel van onze bossen: we willen natuur, hout, CO2 vastleggen, een mooie omgeving die recreatief aantrekkelijk is…. 370.000 hectare bos lijkt veel, maar gezien al die eisen is het best weinig.
Frank: ”Het wordt vaak een beetje weggewuifd in het Nederlandse natuurbeleid, maar juist de oppervlakte van een gebied heeft ontzettend veel consequenties voor de soortenrijkdom en de natuurwaarde. Naarmate de ruimtelijke schaal toeneemt, worden de processen anders. Ik denk dat we grotere bosoppervlaktes moeten aanwijzen waar we ons als mens helemaal buiten houden. De 60 bosreservaten die Harrie noemt, zijn prachtige gebieden, maar vormen maar een heel klein deel van het Nederlandse bosoppervlak. Dat aandeel moet veel groter worden.”
Harrie: ”Als Nederlandse samenleving verlangen we veel van onze bossen: we willen natuur, hout, CO2 vastleggen, een mooie omgeving die recreatief aantrekkelijk is…. 370.000 hectare bos lijkt heel veel, maar gezien al die eisen is het eigenlijk best weinig – zeker als je bedenkt dat alleen al de Staatsbosbeheerbossen jaarlijks circa 100 miljoen keer bezocht worden.”
Frank: “De hoge recreatiedruk is ook een grote zorg. Tellingen leren dat die nu dertig tot veertig keer groter is dan dertig jaar geleden. Dat heeft behoorlijke effecten op de natuur. Niet voor niets zijn vogelsoorten die gevoelig zijn voor verstoring, zoals de duinpieper en klapekster, inmiddels verdwenen als broedvogel in Nederland. Niet alleen qua beheer zouden we meer bosoppervlak met rust moeten laten, dat geldt zeker ook voor recreatie. Er worden nu in de provincie Gelderland gelukkig belangrijke stappen gezet om grote gebieden voor recreanten af te sluiten.”
Harrie: “Veel bosbeheer is erop gericht om de bossen bestendiger te maken tegen klimaatverandering en verdroging. En er loert nog een ander gevaar: het stikstofoverschot en de verzuring die dat veroorzaakt. Van sommige bosbodems nadert de zuurgraad inmiddels die van schoonmaakazijn. Er zijn onheilspellende signalen over de effecten daarvan: rupsen met een verstoorde aminozuurhuishouding, te dunne eierschalen bij vogels door calciumgebrek.”
Frank: “Hier zijn we het helemaal met elkaar eens. In een aantal bossen gaat de biodiversiteit nog steeds hard achteruit ten gevolge van de hoge neerslag van stikstof. Bossen met voorheen veel paddenstoelen en mossen, veranderen nu in een woestenij van bramen en verliezen veel van hun oorspronkelijke soorten. In sommige gevallen kunnen aanvullende beheermaatregelen helpen om het verzuringsproces af te remmen. Maar het is de laatste jaren steeds duidelijker geworden dat klassieke beheermaatregelen waarbij biomassa, humus en strooisel worden verwijderd ook belangrijke negatieve effecten hebben, omdat niet alleen stikstof, maar ook andere essentiële voedingsstoffen uit het ecosysteem worden verwijderd met alle negatieve gevolgen van dien. De enige echte oplossing is om de verontreiniging van onze atmosfeer met ammoniak en stikstofoxiden aanzienlijk omlaag te brengen.”
Frank Berendse is emeritus hoogleraar Natuurbeheer en Plantenecologie bij Wageningen University & Research (WUR) en tegenwoordig gast-hoogleraar aan Utrecht University (UU). Met meer dan driehonderd publicaties is hij een van dé natuurbeheer-autoriteiten in Nederland.