Nieuws

Hoe snel moet Nederland groener worden?

  • 15 juni 2022
  • Stad en natuur
  • Leestijd 5 minuten

Niet alleen natuur in de natuurgebieden, maar een Nederland waarin groen vanzelfsprekend deel uitmaakt van onze leefomgeving. Dat is de Groene Metropool waar Staatsbosbeheer zich voor inzet, om Nederland in zijn geheel groener te maken. En soms moet je dan zelfs bereid zijn een stuk bos op te offeren voor woningbouw, om er meer natuur voor terug te krijgen. Een goed idee? Over die vraag gaan Harry Boeschoten, programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer en Paul Roncken, directeur NatuurCollege en provinciaal bouwmeester van de provincie Utrecht, in gesprek. “Het gaat lang niet ver genoeg”, vindt Paul. “We moeten heel Nederland de bestemming natuur geven.”

Groene Metropool Een verbinding tussen stad en natuur

Groen netwerk

Wat is de Groene Metropool precies? Het doel is om veel meer groene verbindingen te leggen vanuit steden, via kleine natuurgebieden naar grote natuurgebieden. Om van al die kleinere en grotere stukken natuur één netwerk, voor plant, dier én mens te maken. De voordelen in een notendop: meer biodiversiteit, meer natuur dichtbij huis, aantrekkelijker en gezonder wonen en meer mogelijkheden om bijvoorbeeld grote neerslag in de natuur op te vangen en op te slaan. Lees hier meer over de Groene Metropool.

Grote opgaven

Harry: “We staan in Nederland voor een aantal grote opgaven. Om de achteruitgang van verschillende ecologische systemen te stoppen, is meer natuur en meer ruimte voor biodiversiteit nodig. Ook om de klimaatveranderingen zo goed mogelijk op te vangen. Tegelijkertijd is meer woningbouw nodig en meer mogelijkheden om duurzame energie op te wekken. Omdat we in Nederland weinig ruimte hebben, is het noodzakelijk dit soort vraagstukken in samenhang te bekijken. Als iedereen met oogkleppen op zijn eigen doel nastreeft, komen we nergens. Aan die samenhang proberen wij als Staatsbosbeheer met de Groene Metropool een bijdrage te leveren.”

Een grote beweging is nodig

Paul juicht dat toe. “Je zou kunnen zeggen ‘schoenmaker houd je bij je leest, hoezo bemoeit Staatsbosbeheer zich met woningbouw’. Maar dat zeg ik niet. Een grote beweging is nodig. Daar ben ik als landschapsarchitect een voorvechter van. Hoe meer partners hierin meedoen, hoe groter de kans van slagen. Tegelijkertijd hoor ik het één, maar zie ik het ander. Ik zie namelijk niet zoveel gebeuren. Bij die Groene Metropool-gedachte hoort volgens mij een groot plan, met eenduidig opgestelde normen wat de waarde is van natuur, op al die aspecten. Zodat we de Groene Metropool sneller en op grotere schaal kunnen toepassen. Het is nodig dat we met cijfers onderbouwd kunnen aangeven wat het resultaat zal zijn van een bepaalde hoeveelheid extra natuur in een regio. Wat zijn de gevolgen voor de biodiversiteit, wat betekent het voor het woonplezier en gezondheid voor mensen en wat levert het op voor de waterhuishouding? Pas als je dat overtuigend en onderbouwd kunt voorspellen, is het werkbaar in de praktijk. Wat leveren plannen van nu over twintig jaar op? Dat moet inzichtelijk zijn en te begrijpen. Anders blijf je discussiëren.”

Niet alleen vasthouden aan wat is

Duidelijker en eenduidiger de waarde van natuur in kaart brengen dus. “Ja, dat zou mooi zijn”, beaamt Harry. “De praktijk is echter weerbarstiger. De waarde van de natuur is heel moeilijk objectief te bepalen. Ook omdat natuur, of zelfs een enkele boom, ook veel moeilijk meetbare emotionele waarde heeft voor veel mensen. Ik herinner me een discussie rondom de HSL-Oost, de hogesnelheidslijn van Utrecht naar Arnhem die inmiddels alweer lang van de baan is. Die lijn zou vlakbij of zelfs door een natuurgebiedje bij Veenendaal gaan, een bijzondere plek met bijzondere natuurwaarden. Veel mensen waren daar erg op tegen. Zij wilden dat plekje koste wat het kost behouden. Begrijpelijk, maar zo sta ik er niet in. Je zou ook de vraag kunnen stellen wat we ervoor terug krijgen. Stel dat we zouden kunnen zeggen dat die lijn aangelegd mag worden waar nodig is, maar dat we stoppen met waterwinning op de héle Utrechtse Heuvelrug. Ja dan zijn we dat ene kleine natuurgebiedje kwijt, maar je zou er heel veel nieuwe, grotere en steviger plekken natuur voor terugkrijgen. We moeten niet alleen vasthouden aan wat is, maar ook naar de winst in de toekomst kijken. Maar die waarde verschilt per locatie. Het ene stuk natuur kent veel biodiversiteit, het andere is populair om te recreëren. Dat moet je per zaak bekijken.”

 

Een stukje bos inleveren om er drie keer zoveel natuur voor terug te krijgen
Harry Boeschoten, programmadirecteur Groene Metropool

Woonwijk inrichten als een bos

Als actueel voorbeeld noemt Harry het Purmerbos. “Purmerend heeft een deel van dit bos nodig voor woningbouw. Wij zouden ons daarbij defensief op kunnen stellen en proberen te houden wat we hebben. Maar we hebben gekozen voor een offensieve positie; kijken hoe we er voor alle partijen, maar vooral voor de natuur, meer uit kunnen halen. We maken samen met de gemeente en een projectontwikkelaar een visie op het grotere geheel waarin mogelijk een stukje bos ingeleverd wordt voor de woonwijk om daar in de nabije omgeving drie keer zoveel natuur voor terug te krijgen. Wij zien dit als een kans om ervoor te zorgen dat er meer natuur komt én dat het groen/blauwe netwerk daar wordt gerealiseerd. Een verbinding van de voordeur, via groene woonwijken naar een natuurgebied. Daar gaat het ons om. Die nieuwe wijk moet wat ons betreft zo worden ingericht als ware het een bos. Ook voor recreatie is dat een mooi wandelgebied. Als je tussen de middag een rondje wil lopen, moet dat ook in het groen kunnen. Als je meer tijd hebt ga je naar een natuurgebied, dat wat verder weg kan zijn. Iedereen zou in zijn nabije omgeving in het groen moeten kunnen zijn. Tegelijkertijd neemt de biodiversiteit toe, dankzij het grotere natuurgebied iets verderop en veel groene verbindingen. Het groen/blauwe netwerk dat zo ontstaat vergt ook dat wij meedenken over de inrichting van die wijk, dus meedenken buiten ons fysieke gebied. Dat vinden sommigen nog wel lastig, maar dat is part of the deal.”

Te weinig, te langzaam

Een mooi voorbeeld, vindt Paul. “Als we dit twintig jaar geleden zouden doen, zou ik helemaal met je meegaan. Voor nu is het te weinig en te langzaam. We hebben de afgelopen twintig jaar verkwanseld, met als gevolg dat we nu geen tijd meer hebben voor kleine initiatieven. We moeten groots omvormen, dat groen/blauwe netwerk is te klein, de Ecologische Hoofdstructuur heeft ons ook niet voor de stikstofcrisis kunnen behoeden, zelfs niet als het helemaal gerealiseerd was. Neem bijvoorbeeld de verdozing; vierkante pakhuizen met gerobotiseerde inhoud die overal uit de grond schieten. Veel mensen zien dat als een probleem. Maar die dozen zijn niet het probleem, het feit dat we allemaal pakketjes bestellen ook niet. Het probleem is dat gebieden een bestemming industrie krijgen, dat ieder gebied een vaste bestemming heeft. We zouden heel Nederland één bestemming moeten geven: natuur. Waarom dwingen we onszelf tot het constante onderhandelen over bestemming x of y? Waarom hebben we het over natuurinclusieve landbouw en niet over landbouwinclusieve natuur of woningbouwinclusieve natuur? Ik denk dat als we heel Nederland de bestemming natuur geven er net zoveel ruimte voor menselijke activiteit is als nu. Het is alleen een ander uitgangspunt. Nu doen we aan rewilding op postzegelformaat. Daar moeten we veel grootser in zijn.”

Met grondprijzen en bestemmingen zit Nederland zichzelf enorm in de weg
Paul Roncken, directeur NatuurCollege

We zijn te rigide

Harry: “Jij ziet die uitruil-gedachte als een achterhoedegevecht?” Paul: “Ja, we zijn te rigide in het benoemen van stukjes grond en dat ophangen aan allerlei regels, zoals Natura 2000-gebieden. Nu maken we bijvoorbeeld soms van landbouwgrond bouwgrond. Dat is een bestemmingswisseling waardoor de grond ineens veel meer waard wordt en dat moet allemaal terugverdiend worden. Met die grondprijzen en bestemmingen zit Nederland zichzelf enorm in de weg. We moeten veel verder kijken. De natuurinclusieve beweging juich ik daarom helemaal toe. Natuur is er niet alleen in natuurgebieden of dankzij natuurregels of speciale projecten. Ook alle bestaande woongebieden zullen voedselnetwerken dichtbij moeten krijgen; energie-opwekmogelijkheden dichtbij, een geïntegreerd gesloten watersysteem en voldoende bos en vezels voor hout en isolatie van alle bestaande en nieuwe woningbouw. Natuur is overal en wij zijn als mens zelf natuur, dus hoe bestaat het dat we het alleen omarmen in die paar interessantdoenerige projecten? Er is maar één stabiele toekomst, die van het zelfherstellend vermogen van de natuur, waardoor we het onszelf een stuk gemakkelijker maken.”

Natuurinclusiever

Harry: “Op dit moment wordt gewerkt aan de Agenda Natuurinclusief. Daarin wordt gekeken hoe je bijvoorbeeld de bouw of het onderwijs of het financiële systeem natuurinclusiever krijgt. Hoe natuur ‘als vanzelf’ ontstaat. Je ziet in de bouwwereld al veel initiatieven daartoe. Paul beschrijft een aanpak die radicaal andersom is. Ik vind dat wel een interessante manier van kijken, maar het roept ook veel vragen op. Het zou goed zijn die omgekeerde redenering eens helemaal uit te werken en te kijken waar je dan tegen aanloopt.”

Handen niet op elkaar

Dat Nederland veel groener moet zijn dan nu, daar zijn beide mannen het over eens. Op de eerste plaats om de teruggang van de biodiversiteit te stoppen. Paul: “Als we daar niet in slagen wordt Nederland onleefbaar.” Maar ook om meer van de waarde van de natuur te profiteren. Harry: “Ons leefklimaat, woonplezier en gezondheid knappen er allemaal van op als we meer natuur om ons heen hebben.”
Over de manier waarop we dat bereiken verschillen beide van mening. Harry: “Ik denk dat we dat in overleg met alle betrokkenen moeten doen, zodat de voorlopers van al die sectoren meedenken. Voor een te grote omvorming krijgen we de handen niet op elkaar en dan gebeurt er uiteindelijk niks.” Paul vindt dat een strategie van een vergane tijd. “We hebben geen tijd meer voor pilots om te zien hoe iets uitpakt. We moeten heel hard opschalen. Het is een halve minuut voor twaalf.”

Harry Boeschoten is programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer. Hij is met verschillende gemeenten, provincies, omwonenden en andere partijen in gesprek om op verschillende plekken de Groene Metropool te realiseren.

Paul Roncken is directeur NatuurCollege en provinciaal bouwmeester van de provincie Utrecht. Daarnaast is hij als wetenschapper verbonden aan de leerstoelgroep landschapsarchitectuur van de WUR.