Nieuws
De kwaliteit van de bodem zegt veel over de gezondheid van de bovengrondse natuur. Als het niet goed gaat met de bodem, dan gaat het ook niet goed met bossen, heiden en stuifzanden. Onder invloed van vooral stikstof en droogte, holt op veel plekken de bodemkwaliteit en daarmee ook de natuur achteruit. Zeker ook in bossen op droge zandgronden.
Hoewel de bossen rondom het Veluwse Ugchelen er prachtig uitzien, gaat het er niet goed. “Het gaat juist om wat we niet zomaar direct zien”, zegt Douwe Joustra, adviseur ecologie bij Staatsbosbeheer in Gelderland. “Het gaat om de bodem en wat zich daar afspeelt. Stikstof is een sluipmoordenaar.” Teveel stikstof, verzuring, uitspoeling van voedingsstoffen en vergiftiging zijn belangrijke gevolgen van een langdurig te hoge neerslag van stikstof. Omdat stikstof zelf ook een voedingsstof is, krijgen stikstofminnende planten vaak de overhand. Dat zie je vooral op plekken waar bramen en brandnetels het goed doen of vergrassing optreedt. Zij verdringen de overige vegetatie.
Op droge zandgronden, waarop het grootste deel van het Nederlands bos ligt, speelt ook een ander probleem: verzuring. Een decennialang veel te hoge neerslag van stikstofoxiden en vooral ammoniak heeft deze droge zandgrond ernstig verzuurd. Samen met collega-adviseur Brend van den Brink – die voor zijn afstudeeropdracht op de bodem inzoomde – geeft Douwe inzicht in wat er in grote lijnen in de bodem gebeurt.
Het leven begint onder je voeten
“Het leven begint onder je voeten”, vertelt Douwe wandelend tussen de beuken. “De bodem is het fundament. Hier leeft een enorm gevarieerd gezelschap van vele soorten bacteriën, schimmels, aaltjes, mijten, springstaarten, pissebedden, regenwormen, kevers, en ga zo maar door: het ‘bodemvoedselweb’. Zeker ook schimmels zijn cruciaal. Veel soorten leven in symbiose met bomen en planten. In ruil voor glucose, leveren schimmels hen belangrijke voedingsstoffen. Bos is afhankelijk van schimmels. De ‘kleine fauna’ – van mijten tot kevers - heeft een belangrijke rol in de afbraak van dode vegetatie: dode stammen, takken, bladeren en naalden. Door deze afbraak komen onder gezonde omstandigheden voedingsstoffen – mineralen – in de grond.”
Hoe deze voedingsstoffen uiteindelijk door bomen opgenomen worden, is een ingewikkeld proces. In gezonde bosbodems is een groot deel van de voedingsstoffen – zoals basische mineralen als calcium, magnesium en kalium - gebonden aan bodemdeeltjes, legt Brend uit. “Met behulp van zure eigenschappen van regenwater en humuszuren, komen deze mineralen door verwering langzaam vrij. In deze vorm zijn ze opneembaar door bomen en planten, schimmels helpen hen bij die opname. Als de bodem in balans is, dan worden verweerde mineralen op den duur vervangen door mineralen die vrijkomen door de afbraak van dode vegetatie. Zo is er een redelijk constant aanbod van voedingsstoffen.”
De gevolgen van dit alles? Door de verzuring en de aluminiumvergiftiging hebben de schimmels en de kleine fauna het zwaar. De zichtbare afname van paddenstoelen is slechts één uiting daarvan, ook veel andere soortengroepen staan onder druk. Douwe wijst op de dikke bladerhopen. “Een in het oog springend gevolg is dat de vertering van dode bladeren en naalden langzamer gaat. De laag bladeren op de bodem, de strooisellaag, wordt dikker. Er komen minder voedingsstoffen in de bodem. Dit zorgt voor kwetsbare bomen die minder bestand zijn tegen droogte, ziekte en plagen.”
Tegelijkertijd krijgen bodemdieren en insecten te weinig kalk binnen. “Er zijn steeds minder huisjesslakken en hun huisjes zijn steeds kleiner. Ook pissebedden en rupsen bevatten steeds minder kalk. Dit heeft effect op de vogels. Hun eierschalen zijn daardoor te dun en bijvoorbeeld koolmeesjes worden geboren met weke of gebroken pootjes. Vogels als de sperwer – die jonge koolmeesjes eten – hebben daar weer last van. Stukje bij beetje stort het hele ecosysteem in.”