Nieuws
De komende jaren gaat Staatsbosbeheer zo’n 2.500 hectare sparrenbos omvormen tot bos dat de klimaatverandering beter aan kan. In deze bossen worden veel sparren gekapt. Waarom is dat nodig? Bosadviseur bij Staatsbosbeheer Martijn Boosten vertelt dat dat helaas niet anders kan, omdat veel fijnsparren ziek zijn vanwege de letterzetter. “Maar we planten natuurlijk overal nieuwe bomen.”
Wat is er toch aan de hand met de fijnsparren? “Halverwege de vorige eeuw zijn er veel fijnsparren geplant in Nederland”, zegt Martijn. “Voornamelijk voor de houtproductie. Fijnsparren leveren vurenhout, een veelgebruikte houtsoort. En het is ook onze bekendste kerstboom. De fijnspar is hier geen inheemse soort, hij gedijt het beste in Scandinavië en in hoger gelegen gebieden in Centraal Europa. In de tweede helft van de vorige eeuw was het in Nederland vochtig genoeg, waardoor de fijnspar ook hier goed groeide. Maar fijnsparren kunnen niet goed tegen droogte. De droogte van de laatste jaren heeft ze erg kwetsbaar gemaakt. Dat geldt trouwens niet alleen voor de fijnspar, ook voor de sitkaspar en de omorika-spar.”
Dat betekent zeker niet dat er 2.500 hectare bos in één keer kaal wordt. Op de eerste plaats wordt de aanpak van de sparrenbossen over tien jaar verspreid en daarnaast gebeurt dat op iedere plek in andere hoeveelheden en oppervlakten. “Dat is echt maatwerk”, zegt Martijn. “We willen zo veel mogelijk bosklimaat behouden. Op sommige plekken, waar veel zieke of dode sparren staan, moeten we wel tot maximaal een halve hectare in één keer bomen verwijderen. Daar worden nieuwe bomen teruggeplant. Ook kijken we welke bomen zich van nature uitzaaien op deze plekken. Het duurt een tijd voordat dat weer als een bos oogt.”
“Op andere plekken is het voldoende ieder jaar kleine groepen sparren te verwijderen en het bos te verjongen door aanplant van nieuwe bomen of natuurlijk uitgezaaide jonge bomen. Hier komen niet van die grote kale plekken en ontstaat gevarieerder bos dat toekomstbestendiger is. Op plekken waar de sparren nog zeer vitaal zijn, planten we in eerste instantie vooral boomsoorten bij, om alvast een volgende bosgeneratie te introduceren.”
We maken van de gelegenheid gebruik om het bos te revitaliseren
Op de plek waar de sparren verdwijnen, worden nieuwe bomen geplant. En dat zijn geen fijnsparren. “We maken van de gelegenheid gebruik om het bos te revitaliseren”, vertelt Martijn. “We planten tegenwoordig sowieso niet meer veel dezelfde bomen bij elkaar. Dat maakt het bos namelijk extra gevoelig voor ziektes en plagen. Verschillende bomen door elkaar dus. Dat zijn inheemse loofbomen zoals eik, berk, beuk, esdoorn, haagbeuk, linde en wilg, maar ook naaldboomsoorten als grove den, douglas of lariks."
"Natuurlijk zullen er ook weer fijnsparren groeien", zegt Martijn. "Vanwege het zaad dat al in de bodem zit. En dat is prima. Sparren en andere naaldbomen leveren immers waardevol hout op, maar dragen ook bij aan de biodiversiteit omdat ze interessant zijn voor vogels of paddenstoelen.” Zo ontstaat een gevarieerd bos: goed voor de bodem en de biodiversiteit en beter opgewassen tegen klimaatverandering.