Nieuws
Vanaf 1983 zijn grote grazers geherintroduceerd voor natuurbeheer. De Slikken van Flakkee was hiermee het eerste gebied in Nederland waar gemengde natuurlijke begrazing werd ingezet. Staatsbosbeheer-teamleider Camiel Beijersbergen vertelt over veertig jaar Staatsbosbeheer-ervaring met deze en andere grote grazers.
De jaren zeventig waren een tijd van nieuwe visies, ook op natuurbeheer. De aandacht verschoof naar de grote processen in de natuur, inclusief de rol daarin van ontbrekende oerrunderen en andere grote herbivoren die eeuwenlang het landschapsbeeld hebben bepaald. Zo kwamen – wat we sindsdien noemen – de grote grazers in beeld. Maar voor grootschalige natuurlijke processen heb je ruimte nodig, en die is in Nederland schaars. In de Zuidwestelijke Delta was die er wel: door de afsluiting van de Grevelingen in 1971 kon het schorren- en slikkengebied daar niet langer overstromen.
“De noordelijke Slikken van Flakkee zijn nu een bosreservaat, waar nooit beheer heeft plaatsgevonden”, vertelt Camiel. “In het zuidelijke deel is veertig jaar geleden gestart met natuurlijke begrazing. Daarna zijn de grazers ook ingezet in andere gebieden zoals de Hellegatsplaten en de Oostvaardersplassen.”
Aurochs en fjordenpaarden vullen elkaar mooi aan vertelt Camiel. “Samen zorgen ze voor meer biodiversiteit. Ze verschillen in gedrag, graaspatroon en spijsverteringssysteem. Aan het landschap op de Slikken van Flakkee kun je heel goed het effect zien: het varieert van bijna ondoordringbaar bos tot grote open duingraslanden met veel duinvalleivegetatie, zoals parnassia en orchideeën. De grazers brengen ook structuur aan in de begroeiing en het landschap. De stieren maken bijvoorbeeld kuilen om hun territorium af te bakenen. Ze gooien het zand over hun rug, een prachtig gezicht! In die kuilen zitten heel veel insecten. Je ziet tapuiten massaal langs de stierenkuilen trekken. Er zijn zelfs soorten die in onze gebieden alleen maar in stierenkuilen voorkomen, zoals de steilrandgroefbij.”
We zien de grote grazers een aantal keer per week. Om te kijken of ze allemaal in orde zijn
“In principe zien we de grote grazers een aantal keer in de week. De kuddebeheerders en collega’s die toezicht houden, kijken of ze allemaal in orde zijn. Is er iets ernstigs met een dier, dan grijpen we in. Je maakt de gekste dingen mee. Een keer ging ik samen met collega een veulen ophalen, omdat die iets mankeerde aan zijn been. We hadden onze auto zo ver mogelijk het gebied in gereden, waar anders nooit auto’s komen. Ik had alleen oog voor het veulen, en voor de runderen die je uit de buurt wilt houden. Toen we terugkwamen bij de auto, zagen we dat paarden aan alle kanten geprobeerd hadden om de logo’s eraf te eten. Pure nieuwsgierigheid!”
In andere gebieden zetten we bijvoorbeeld ook exmoorpony’s, shetlanders en Schotse hooglanders in om te begrazen. Iedere soort grazer gedraagt zich anders, daarom varieert het per gebied voor welke grazers we kiezen.