Natuurbeheer

Grote grazer als handige hulp in natuurbeheer

Schotse hooglanders, heckrunderen, konikpaarden, schapen; zomaar wat grazers die Staatsbosbeheer inzet. Niet omdat we te lui zijn om te maaien, wel omdat grazers veel beter dan wij de vegetatie bij kunnen houden. Op een manier die enorm goed is voor de biodiversiteit.

Schotse hooglander

De Schotse hooglander is een populaire grazer onder natuurbeheerders, met name omdat hij zich met zijn taaie gestel en dikke vacht niet uit het veld laat slaan door koude winters. Ook zijn ze vrij gemakkelijk in de omgang met mensen. Natuurlijk moet je de dieren wel altijd met rust laten. Blijf bij iedere ontmoeting op gepaste afstand en ga nooit tussen een moeder en een kalf in staan.

Een ander voordeel is dat de Schotse hooglander als herkauwer giftige stoffen kan afbreken die sommige planten aanmaken om niet opgegeten te worden. Zo eet hij bijvoorbeeld zonder problemen de giftige vlier, een plant die een paard links laat liggen.

Landschap vormgeven

Wanneer zet je welke grazers in? Dat hangt af van het gebied. We hebben altijd een doel met de begrazing. Bijvoorbeeld om voor een bepaalde soortensamenstelling of structuur in de plantengroei te zorgen; verschillen in hoogte en dichtheid van de begroeiing. De vegetatie is een belangrijk element in het landschap dat mede bepaalt welke dieren er kunnen leven.

Vogelsoorten hebben bijvoorbeeld uiteenlopende wensen rond de hoogte en dichtheid van het groen. Wil je ergens meer weidevogels, dan moet er voldoende grasland zijn. Gaat het om putters, dan moeten er juist ruigtekruiden zoals distels staan, omdat deze zangvogels ’s winters van die zaden eten.
Begrazing is voor natuurbeheer interessant omdat het voor diversiteit en dynamiek in het landschap teweegbrengt. Als we naar grasland streven, zetten we meer grazers in. Ligt het accent op bos, dan halen we juist grazers weg. En runderen en paarden zorgen ook voor variatie. Ze staan bijvoorbeeld graag bij een poeltje of onder de schaduw van een boom. Dan ontstaan plekken die heel veel of juist heel weinig begroeiing hebben En plekken daar tussenin. Er ontstaan mooie overgangen.

Eigen specialismen

Het natuurlijke proces van begrazing kan een belangrijke rol spelen om die gewenste begroeiing te bereiken. Alle grazers, groot of klein, vervullen een eigen rol om het landschap vorm te geven. Elke soort heeft zijn eigen specialisme.
Runderen, zoals de Schotse hooglander, eten gras door hun tong eromheen te slaan en het af te rukken. Om het te kunnen pakken moet het gras dus vrij lang zijn. Paarden, zoals konikpaarden, Exmoor pony’s, IJslandse pony’s en haflingers, gebruiken bij het grazen hun lippen. Zij kunnen ook korter gras eten. Bovendien grazen paarden groepsgewijs en lang op dezelfde plek, zodat er een kort afgegraasde ‘paardenweide’ ontstaat. Dit zorgt voor scherpe grenzen tussen kort grasland en ruigere vegetaties. Terwijl runderen met hun dagelijkse trektochten uiteenlopende overgangen veroorzaken.
Schapen kunnen goed overweg met een voedselarme omgeving. We zetten ze vooral op de heide in, waar ze graag aan pijpenstrootjes knabbelen. Hierdoor blijft de heide in stand.

Natuurlijke kringloop

De waarde van grazers voor natuurbeheer wordt niet alleen bepaald door wat ze eten, maar ook door het restproduct ervan. De dieren eten het groen, leggen dit vast in hun lichaam en poepen en plassen de afvalproducten van hun plantendieet uit. Dat zijn weer voedingsstoffen voor afvalverwerkers zoals bacteriën en schimmels. Op die manier dragen grazers bij aan de natuurlijke kringloop van stoffen, onmisbaar voor processen van opbouw en afbraak.
Een kudde paarden heeft bijvoorbeeld de gewoonte om op dezelfde plek hun behoefte te doen. En waar veel mest ligt, draait het ecosysteem op volle toeren. Daar heb je altijd een rijk bodemleven.

Maaien of grazen

Dat is meteen ook de reden dat de inzet van grazers niet altíjd de juiste ingreep is voor natuurbeheer. Soms is maaien een betere optie, omdat we daarmee in één klap de vegetatie verwijderden; met de daarin opgeslagen voedingsstoffen. Daardoor wordt de grond schraler en voedselarmer, wat gunstig is voor een soortenrijke begroeiing. Na een maaibeurt hebben alle planten weer eenzelfde startpositie, dus ook minder snel groeiende soorten. Op een voedselarme plek waar in het verleden is bemest, heb je met maaien grote kans dat de oorspronkelijke flora terugkeert. Maar wil je bijvoorbeeld natuurlijke overgangen van kort grasland via ruigte en struweel naar bos, dan kies je voor begrazing.

Een schaapskudde? Wat nu?

In deze video zie je wat je het beste kunt doen als je een schaapskudde tegenkomt. Bekijk de video
Bekijk de video

Uitgelicht