Nieuws

Planten we de goede bomen?

  • 20 maart 2023
  • Zaden en plantmateriaal
  • Leestijd 5 minuten

Regelmatig laait de discussie weer op: planten we in Nederland wel genoeg ‘wilde’ – oftewel autochtone - bomen. Lammert Kragt van Staatsbosbeheer schat dat de helft van de in de afgelopen maanden geplante bomen in Nederland niet autochtoon is. Dat geldt overigens ook voor de bomen die Staatsbosbeheer plant. Lammert legt uit hoe dat zit. “Alle bomen die wij planten hebben wel een erkende herkomst.”

De laatste jaren zijn er miljoenen bomen geplant. Maar die zijn lang niet altijd inheems-autochtoon.

Verschil inheems en autochtoon

We noemen planten en bomen inheems als ze zich na de laatste ijstijd spontaan in een gebied hebben gevestigd. Een boom kan behalve inheems ook nog autochtoon zijn. Autochtone bomen zijn eigenlijk nakomelingen van de inheemse bomen. Zij hebben zich generaties lang genetisch aangepast aan de omstandigheden van een gebied en zichzelf in grote mate weten te handhaven. Neem bijvoorbeeld de zomereik. Die heeft zich na de laatste ijstijd spontaan over Europa verspreid. Maar sindsdien heeft hij zich in de verschillende gebieden anders ontwikkeld. Zo is er nu een Zuid-Europese tak, een Noord-Europese tak en een Balkan-tak. Al deze eiken zijn dus inheems, maar niet allemaal autochtoon. De inheems-autochtone zomereik heeft zich optimaal aangepast aan juist ons klimaat. De Amerikaanse eik daarentegen is niet inheems en dus ook niet autochtoon.

Sterker bos

In 2001 was nog slechts vijf procent van de bomen in de Nederlandse bossen autochtoon. Dat is inmiddels toegenomen tot zeven procent. Decennialang zijn er voor de bosaanplant zaden van inheemse soorten uit andere Europese landen aangevoerd, dat is vaak een stuk goedkoper.
Daarnaast dateert de aandacht voor inheemse, autochtone bomen en struiken pas vanaf de jaren negentig. “Inmiddels weten we dat de biodiversiteit rondom autochtone bomen vele malen groter is. Autochtone bomen hebben veel meer interactie met hun omgeving; er leven bijvoorbeeld veel meer insecten op en rondom. Daarnaast zijn autochtone bomen ook beter bestand tegen ziekten en zijn ze soms meer klimaatbestendig. Ze maken het bos sterker”, vertelt Lammert Kragt. Hij is teamleider bij de afdeling zaad en plantsoen van Staatsbosbeheer, waar ook de genenbank onder valt. “Deze levende genenbank hebben we in 2006 opgericht om ervoor te zorgen dat autochtone bomen en struiken niet helemaal verdwijnen én om met het zaad dat daaruit geoogst wordt voor meer autochtone bomen in de bossen te zorgen.”

Met de genenbank zorgt Staatsbosbeheer ervoor dat autochtone bomen en struiken weer een ruime plek in de natuur krijgen.

Meer bos

Nadat er de afgelopen decennia eigenlijk alleen maar bos verdween in Nederland, is daar nu een kentering in gekomen. In de Bossenstrategie is afgesproken dat Nederland in 2030 37.000 hectare meer bos heeft. Dat is nodig om aan het in 2019 gesloten Klimaatakkoord te voldoen. Staatsbosbeheer neemt hiervan 5.000 hectare voor zijn rekening en heeft al honderden hectares hiervan gerealiseerd. Ook in bestaand bos worden meer jonge bomen geplant. Het gevolg is dat nu in Nederland jaarlijks miljoenen jonge bomen de grond in gaan. De vraag naar zaad en plantmateriaal is dus enorm toegenomen en dat zal de komende jaren nog wel zo blijven.

Decennia vooruit kijken

Uiteraard wordt er geen enkele boom geplant zonder gedegen plan. “Nieuw bos creëren betekent decennia vooruit kijken”, zegt Lammert. “Welke boom we waar planten hangt van veel verschillende factoren af. Op de eerste plaats kijken we naar de bodem. Want iedere boom heeft zo zijn voorkeur. Daarnaast kijken we ook naar de doelstelling van het bos. Zo’n veertig procent van onze bossen is een natuurbos. Hier draait het om de biodiversiteit. Daarom planten wij hier uitsluitend inheems-autochtone bomen.”
In de overige zestig procent van de bossen van Staatsbosbeheer spelen, naast biodiversiteit, ook recreatie en houtoogst een rol. “Hier planten we dus ook bomen die uiteindelijk goed hout opleveren. Deels inheems-autochtoon, deels inheems, maar ook deels uitheems als dat voor goed hout zorgt. Bijvoorbeeld de Douglas spar, de tamme kastanje of de Amerikaanse eik. Voor alle bomen die wij planten geldt, dat ze voor ongeveer vijftig procent inheems-autochtoon zijn. Maar ál onze geplante bomen staan op de Nederlandse Rassenlijst voor bomen en hebben dus een erkende herkomst.”

Voordat je uit zaad een boom gekweekt hebt die je kunt planten, ben je zo drie jaar verder
Lammert Kragt

Geen Bol.com

Ook veel andere organisaties planten in toenemende mate inheems en inheems-autochtoon. Toch gaan er ook nog veel bomen de grond in zonder erkende herkomst. “Dat komt niet vanwege een tekort aan inheems-autochtoon zaad”, zegt Lammert. We hebben inmiddels genoeg om jaarlijks zo’n honderd miljoen bomen te kweken.”

Waar ligt het dan wel aan? “Het feit dat plantmateriaal dat niet herkomst geregistreerd is nog altijd goedkoper is, speelt voor sommigen nog steeds een rol”, zegt Lammert. “Dat merk je vooral bij openbare aanbestedingen waar de laagste prijs geldt en er geen nadere randvoorwaarden aan de herkomst en kwaliteit van het plantmateriaal worden gesteld.”
“Maar het grootste probleem is de planning. Wij zijn geen Bol.com. Voordat je uit zaad een boom gekweekt hebt die je kunt planten, ben je zo drie jaar verder. Nieuw bos planten is dus vooruit kijken. Veel gemeenten en provincies besluiten dat ze komend jaar een aantal hectare nieuw bos willen planten. Dan zijn ze eigenlijk al te laat met bestellen en grijpen noodgedwongen naar niet-inheems-autochtoon materiaal of naar zaad zonder erkende herkomst.”

Lammert verwacht daar de komende tijd wel verbetering in, want ook vanuit het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselvoorziening komt nu een langjarige planning. “Dat maakt het voor ons mogelijk voor te sorteren op de grote vraag van de komende jaren. Maar de boodschap blijft: bestel op tijd.”

Soms toch uitheems

Hoewel vrijwel iedereen het erover eens is dat inheems-autochtone bomen en struiken voor het sterkste bos zorgt, speelt voor de toekomst ook de klimaatverandering een rol. “Want inheems-autochtone zijn het best toegerust voor ons huidige klimaat. Maar het is de vraag of dat ook zo is als ons klimaat warmer en droger wordt. Daarom doen wij ook op kleine schaal – samen met onder meer de Wageningen Universiteit – onderzoek naar hoe we het bos klimaatbestendiger kunnen maken. In dit Life Climate Forest hebben we enkele proefvelden waarop we experimenteren met bomen die gewend zijn aan een warmer en droger klimaat, zoals bijvoorbeeld de elsbes.”
Het veranderende klimaat is ook een extra reden om vooral voor gevarieerd bos te zorgen. “Want een ander klimaat brengt naast droogte meer gevaren met zich mee. Andere schimmels bijvoorbeeld die bepaalde soorten bomen aantasten. Door veel verschillende bomen te planten, zorg je ervoor dat er geen grote groepen bomen tegelijkertijd ziek worden. Dat is nu bijvoorbeeld wel het geval met de fijnsparren.”

Elkaar nodig

Lammert is blij dat het bewustzijn groeit dat we voor een zeer ingewikkelde opgave staan. “Veel nieuw bos, in verschillende soorten grond, met verschillende gebruiksdoelen in een veranderend klimaat. Daarin hebben de eigenaren van bossen, de gemeenten en provincies en de boomkwekers elkaar hard nodig. Laten we meer samen opbouwen en uitbouwen. Wij hebben veel expertise, maar dat geldt zeker ook voor veel boomkwekers. Ook is er meer ruimte nodig voor onderzoek naar bosbeheerontwikkeling. Zodat we ons bos tijdig op de juiste manier klimaatbestendig kunnen maken. Dat onderzoek was de afgelopen dertig jaar volledig uitgekleed. Maar nu is daar gelukkig weer geld voor vrijgemaakt.”